Psalms 93

Inleiding

Psalm 93 kunnen we zien als de eerste psalm in een serie psalmen (Psalmen 93-101) die het koningschap van de HEERE, Jahweh, dat is de Heer Jezus, beschrijven en bezingen. Tegelijk is Psalm 93 ook een voortzetting van de voorgaande psalmen. Het is de vervulling van de beloften van de HEERE zoals dat wordt beleden in Psalm 92.

De HEERE is nu Koning. In Psalm 93 bezingt het gelovig overblijfsel de gevolgen van het optreden van God ten gunste van Zijn volk. We zien dat ook in Psalmen 96, 97 en 99. Vanaf Psalm 94 krijgen we in de nieuwe serie psalmen een terugblik naar de beproevingen die het overblijfsel heeft doorgemaakt.

De HEERE regeert

De psalm begint met de constatering dat “de HEERE regeert” (Ps 93:1). Letterlijk staat er “de HEERE is Koning.” Dit belijdt het volk van God dat na de grote verdrukking is verlost (vgl. Ex 15:18). Dat de HEERE regeert, wil zeggen dat de Messias regeert. Hij heeft Zijn plaats als Koning in Jeruzalem ingenomen. Hij is de Immanuel, de God met ons. De Messias is niemand anders dan de HEERE, Jahweh, Die van Godswege de regering in handen heeft gekregen omdat Hij de Zoon des mensen of de Mensenzoon is (Jh 5:22; 27).

De HEERE is altijd al Koning geweest (Ex 15:18). Toch koos Israël liever een mens als koning (1Sm 12:12). In de nabije toekomst zal een mens, de antichrist, naar de verkiezing van het afvallige Israël, koning over Israël zijn. In Psalm 93 heeft de Heer Jezus Zijn rechtmatige plaats als Koning ingenomen (Js 52:7). De aankondiging daarvan wordt in Psalmen 96, 97 en 99 herhaald onder de volken (Ps 96:10; Ps 97:1; Ps 99:1).

Als de Heer Jezus de tweede keer in de wereld verschijnt (Hb 9:28), is dat om openlijk te regeren. Hij regeert nu ook, maar in het verborgen, niet openlijk zichtbaar voor de wereld. Voor de Zijnen is het wel zichtbaar, namelijk in het geloof. Zijn tweede verschijning zal in niets lijken op Zijn eerste verschijning. De eerste keer is Hij verschenen als Baby, gewikkeld in doeken en liggend in een kribbe. We kunnen ook denken aan het moment dat Hij Zich als de rechtmatige Koning aan Israël voorstelt, op palmzondag, gezeten op het ezelsveulen, het jong van een ezelin (Zc 9:9). Bij Zijn tweede verschijning zal Hij op de wolken van de hemel komen en “met majesteit bekleed” zijn. Kleding hoort bij het wezen van de persoon, het laat aan anderen zien wie iemand innerlijk is.

Hij komt in de kleding die voor die gelegenheid past. De Messias “is bekleed [en] heeft Zichzelf omgord met macht”. Hij heeft Zich niet omgord met allerlei wapens, maar “met macht” die Hem is gegeven (Mt 28:18). Dit gaat ver uit boven allerlei middelen waarmee Hij vijanden verslaat. Waarmee Hij is bekleed, beeldt figuurlijk Zijn macht en majesteit uit. Hij verschijnt als Koning der koningen en Heer der heren. ‘Omgorden’ is een militaire uitdrukking (Js 8:9), met andere woorden, de macht waarmee de Heer Jezus omgord is, gebruikt Hij om de vijanden teniet te doen.

Zijn macht is Zijn vermogen waarmee Hij als Schepper alles heeft geschapen (Op 4:11) en alle dingen draagt naar het doel dat Hij heeft met alles wat Hij heeft geschapen (Hb 1:3). Daarin kan niemand Hem tegenstaan. Dat heeft even zo geleken, maar dat is slechts schijn geweest. Nu gaat Hij Zijn plan uitvoeren, want Hij is ook de Losser (Op 5:1-14). Als Schepper en Losser is Hij de rechtmatige Eigenaar.

De wereld staat vast, “hij zal niet wankelen”, want Hij is aan de macht (Ps 96:10). Alle politieke, economische en geestelijke machten die de wereld hebben laten wankelen, zijn verwijderd door het oordeel. Hun macht is voorgoed voorbij. Nu regeert Hij voor eeuwig. Hij doet dat naar Gods oorspronkelijke verordeningen, zoals Hij die bij de schepping heeft vastgelegd (Ps 24:1-2). Daarom staat de wereld onwankelbaar vast (Ps 104:5).

De troon waarop Hij zit, vanwaar Hij Zijn macht nu openlijk uitoefent, is niet nieuw (Ps 93:2). Het is een troon die “van oudsher” vaststaat. Hij is “van eeuwigheid”. Daarom is Zijn macht van eeuwigheid. Er is immers geen moment te bedenken waarop Hij niet machtig is geweest. Zijn troon staat van oudsher onwankelbaar vast, wat mensen en volken op aarde ook mogen doen of denken. Er is geen enkel kwaad dat die troon ooit kan naderen of beïnvloeden. Een troon die van oudsher vaststaat, verwijst ernaar dat het een koninkrijk betreft dat bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld (Mt 13:35).

“De rivieren” (Ps 93:3) met hun krachtig stromende wateren zijn symbolen van machtssystemen die het denken en leven van de menselijke samenleving bepalen. Profetisch zijn ze een verwijzing naar grote machten zoals Assyrië (Js 8:7-10) met zijn Eufraat, machten die alleen afgebroken kunnen worden door de HEERE zelf, de Immanuel. Het zijn invloeden die zich tegen God “verheffen”. Ze “verheffen hun stem”, wat erop wijst dat ze zich nadrukkelijk laten horen.

Met hun dwingende, verderfelijke leringen verdrinken ze de samenleving. Ze “verheffen hun gebruis”. Dat wijst erop dat ze hun leringen met macht en geweld de samenleving inpompen. We zien dit in onze tijd in de systematische afbraak van het door God ingestelde huwelijk en gezin en het door God in de schepping vastgelegde verschil tussen man en vrouw.

De gelovige antwoordt daarop in alle rust en zekerheid: “De HEERE in de hoogte is machtiger dan het bruisen van machtige wateren, de machtige golven van de zee” (Ps 93:4). Hij is onaantastbaar voor de machtige volken. De machtige wateren van de zee met zijn machtige golven zijn een beeld van de volken, de naties (Js 17:12; Op 17:15). Ze voelen zich machtig en bruisen in opstandige hoogmoed wat symbolisch wordt weergegeven in “de machtige golven” (Ps 2:1-3; Jb 38:11). God zal al die hoogmoed met een spottend lachen en een vernietigend oordeel beantwoorden door het zenden van Zijn Zoon, de Messias (Ps 2:4-9; vgl. Js 8:7-10).

Heiligheid is een sieraad

Het verheven handelen van God boven de volken, de majesteit waarmee Hij is bekleed en de macht waarmee Hij is omgord, bewijzen dat Zijn “getuigenissen … zeer betrouwbaar” zijn (Ps 19:8b). Zijn getuigenissen houden alles in waarvan Hij getuigenis heeft gegeven. Het zijn alle uitspraken die God gedaan heeft door Zijn woord en door Zijn profeten. Het betreft alles over Hemzelf, over de mens en wat Hij heeft beloofd.

Zijn getuigenissen zijn Zijn woorden en daarom ‘zeer betrouwbaar’ (vgl. 1Tm 1:15; 1Tm 3:1; 1Tm 4:9; 2Tm 2:11; Tt 1:9; Tt 3:8; Op 21:5; Op 22:6). Het geloof rust daarop. Het geloof vertrouwt op het Woord van God als op God Zelf, niet alleen voor de uiteindelijke overwinning, maar ook voor de weg daarheen.

Zijn getuigenissen zijn ingebed in Zijn heiligheid. Ze richten het hart van de gelovige op God. De norm van heiligheid wordt gevonden in Zijn huis, waar Hij woont en waar alles beantwoordt aan Zijn heiligheid. Zijn huis op aarde is het grote resultaat van Zijn werk van verlossing. God heeft niet bij Adam gewoond of bij trouwe individuele gelovigen. Hij woont bij een verlost volk (Ex 29:45-46). Dit is Gods getuigenis van heiligheid op aarde.

Het is een sieraad van Zijn huis, want er is niets van zonde of onrecht aanwezig, waardoor het bevlekt wordt (vgl. Ez 43:12). Wat niet heilig is, hoort niet bij Hem (vgl. Op 21:27). Dit zal ook nooit veranderen, zoals Hij nooit verandert. Dit sieraad van heiligheid blijft “tot in lengte van dagen”. Alles wat bij Hem hoort, draagt dit kenmerk van heiligheid. Het is door en voor Hem geheiligd, aan hem toegewijd.

Copyright information for DutKingComments